DE MEERN - De veroordeling van een verdachte wegens een poging tot liquidatie van een man op 27 juni 2014 in de Utrechtse wijk De Meern, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
Op 27 juni 2014 werd op klaarlichte dag midden in een woonwijk in De Meern door twee mannen geprobeerd een andere man te liquideren door hem in zijn auto klem te rijden en meerdere keren met een machinepistool op hem te schieten. Het slachtoffer werd daarbij vier keer geraakt. Doordat het slachtoffer de schutter vervolgens heeft aangereden, heeft hij kunnen ontkomen. Het slachtoffer heeft zijn verwondingen na medisch ingrijpen overleefd; hij werd overigens in 2016 alsnog geliquideerd. Bij de verdachte werd ernstig beenletsel vastgesteld dat verklaard kon worden door een aanrijding zoals die heeft plaatsgevonden met de schutter. Daarnaast was er onder meer een DNA-spoor van de verdachte aangetroffen op een sleutelbos waaraan de sleutel zat van de auto waarmee de aanslag was gepleegd. De verdachte werd wegens zijn betrokkenheid bij de poging tot liquidatie aangehouden en vervolgd. Hij zou de kogels hebben afgevuurd. De advocaat van de verdachte heeft op de zitting bij de rechtbank en het gerechtshof aangevoerd dat het letsel bij de verdachte zou zijn ontstaan doordat verdachte tijdens het hardlopen in Frankrijk was aangereden en de verdachte daarom niet de schutter is. Dit verweer is door de rechtbank en het hof verworpen. De rechtbank legde elf jaar gevangenisstraf op; het gerechtshof in hoger beroep twaalf jaar en zes maanden. De verdachte stelde beroep in cassatie in.
Cassatie(klachten)
De advocaten van de verdachte vragen de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. Ze klagen onder meer dat het hof niet voldoende heeft gereageerd op het standpunt van de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op de plaats delict door het slachtoffer is aangereden.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de cassatieklachten niet slagen. Hij heeft die klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat deze ongegrond zijn en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen. Wel constateert de Hoge Raad dat aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel het dwangmiddel gijzeling moet worden verbonden in plaats van vervangende hechtenis. De Hoge Raad past op dit punt ambtshalve de door het hof genomen beslissing aan.
Met de uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling en de opgelegde gevangenisstraf definitief.