UTRECHT - Een 59-jarige vrouw uit Huizen is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot de maximale taakstraf van 240 uur. Daarnaast legt de rechtbank haar een rijontzetting op van 18 maanden. De vrouw reed vorig jaar april op de Biltse Rading in Utrecht door een rood stoplicht bij een voetgangersoversteekplaats en reed daarbij een vrouw (66) en een jongetje (5) aan die overstaken. Ze kwamen allebei te overlijden. De rechtbank oordeelt dat de vrouw aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Ze had het stoplicht en de overstekende voetgangers kunnen en moeten zien.
Ongeluk
Op 21 april vorig jaar reed de vrouw uit Huizen op de Biltse Rading in Utrecht. Naar eigen zeggen keek ze vlak voor het ongeluk op het scherm van haar mobiele telefoon: ze was bezig met de navigatie. Op zitting verklaarde de vrouw dat ze het waarschuwingsbord, de verkeerslichten bij de voetgangersoversteekplaats én de voetgangers niet had gezien. Uit data van de verkeersregelinstallatie blijkt dat het verkeerslicht al iets meer dan 6 seconden op rood stond toen de vrouw er doorheen reed. Dat rode licht moet ze ook al een paar seconden hebben kunnen zien. Een vrouw en een jongetje die op dat moment overstaken werden aangereden. De vrouw overleed ter plekke; het jongetje een dag later.
Schuld
De vraag waar de rechtbank zich over moest buigen is of het verkeersongeluk te wijten is aan de schuld van de vrouw. De rechtbank oordeelt dat dit zo is. Als bestuurder van een auto naderde ze een voetgangersoversteekplaats en lette daarbij te lang niet of onvoldoende op de weg, door in ieder geval vóór het ongeval op haar navigatie te kijken. Hierdoor zag ze het rode verkeerslicht niet, terwijl ze op een rechte weg reed, vrij zicht had en er nauwelijks ander verkeer was. De rechtbank concludeert dat dit rijgedrag van de vrouw juridisch gezien als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd. Volgens de officier van justitie zou de vrouw vlak voor het ongeluk óók in haar tas hebben zitten rommelen en zou mede daardoor sprake zijn van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Maar daar ziet de rechtbank te weinig bewijs voor.
Straf
De rechtbank benadrukt dat er geen straf bestaat die de vreselijke gevolgen van dit verkeersongeval ongedaan kan maken en die in verhouding kan staan tot het verlies van de nabestaanden. Bij het opleggen van de straf wordt gekeken naar de (in dit geval desastreuze) gevolgen van de gemaakte verkeersfout. Maar de straf moet ook en vooral in verhouding blijven met de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte. In dit geval is volgens de rechtbank bewezen dat de vrouw aanmerkelijke schuld heeft aan het veroorzaken van het ongeluk. Dit maakt dat de rechtbank tot een andere straf komt dan die de officier van justitie eiste en dat de rechtbank een gevangenisstraf niet passend vindt. De officier ging uit van ernstige schuld en eiste een celstraf van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een rijontzegging van twee jaar. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, komt de rechtbank tot een maximale taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van 18 maanden.
Bekijk ook de themapagina verkeersmisdrijven.