UTRECHT - Het contract van een docent Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht mocht door de universiteit beëindigd worden. Dat oordeelt de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De universiteit beëindigde het tijdelijke contract per 1 maart van dit jaar, maar volgens de docent had al sprake moeten zijn van een contract voor onbepaalde tijd en kon het dus niet opgezegd worden. De kantonrechter concludeert dat de universiteit het contract wél mocht beëindigen.
Dienstverband
De docent werd in 2018 voor bepaalde tijd aangesteld als docent aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Het ging om een aanstelling voor de periode van 1 maart 2018 tot en met 28 februari 2019. In oktober 2018 werd het lopende dienstverband verlengd tot en met 28 februari 2022. De universiteit deed dit met de mededeling dat het dienstverband daarna zou eindigen. Ook werd gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van de bezwaar- en beroepsregeling als de werknemer het er niet mee eens was. De docent in deze zaak heeft hier geen gebruik van gemaakt. Pas toen de universiteit op 21 januari van dit jaar aangaf dat het dienstverband per 1 maart 2022 beëindigd zou worden, zoals bij de verlenging in 2018 aangekondigd, vroeg de docent de universiteit om die beslissing te herzien.
Verlenging voor bepaalde tijd
De docent stelt dat de universiteit zijn dienstverband in 2018 niet voor bepaalde tijd had mogen verlengen. Volgens hem had de universiteit hem toen een verlenging voor onbepaalde tijd aan moeten bieden en had zijn contract in maart 2022 dus niet beëindigd mogen worden. De kantonrechter concludeert dat de docent in 2018, toen zijn dienstverband voor bepaalde tijd werd verlengd, geen bezwaar heeft ingediend, ondanks dat hij nadrukkelijk op die mogelijkheid is gewezen. Nu hij daar geen gebruik van heeft gemaakt, heeft het contract voor bepaalde tijd ‘formele rechtskracht’ gekregen, zoals dat juridisch heet. Hierdoor moet ervan uit worden gaan dat de verlenging van het contract voor bepaalde tijd volgens de wettelijke voorschriften is. Het gevolg hiervan is dat de kantonrechter niet toekomt aan de vraag of de universiteit het dienstverband in 2018 voor bepaalde tijd mocht verlengen.
Geen vergoeding
Aangezien er dus sprake was van een contract voor bepaalde tijd, mocht de universiteit die per 1 maart 2022 beëindigen. Volgens de docent had de universiteit hem in maart alsnog een contract voor onbepaalde tijd moeten aanbieden. De kantonrechter zegt hierover dat zelfs áls de universiteit dit had moeten doen, dat niet tot de conclusie leidt dat de docent in deze procedure gelijk krijgt. Hij vraagt de kantonrechter namelijk niet om de universiteit te veroordelen hem alsnog een contract voor onbepaalde tijd aan te bieden. De kantonrechter stelt daarnaast vast dat niet gebleken is dat de universiteit ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de universiteit ook geen financiële vergoeding aan de docent hoeft te betalen.