Steekincidenten
Het eerste steekincident vindt plaats op 27 september. Als een vrouw samen met een vriendin over de Balijelaan in Utrecht fietst wordt ze plotseling door een man aan haar haren getrokken. Door de kracht valt de vrouw van haar fiets. Eenmaal op de grond ziet ze hoe de man een schaar laat vallen, die weer opraapt en wegfietst. Op dat moment bloedt ze en voelt ze pijn ter hoogte van de overgang tussen haar schedel en nek. Drie dagen later wordt een andere vrouw op de Balijelaan rond haar schouder / hals met een puntig voorwerp gestoken. En ook op 3 oktober krijgt de politie een melding binnen van een vrouw die op de Balijebrug in haar hals is gestoken.
Bewijs
De rechtbank stelt vast dat de bewijsmiddelen op verschillende manieren naar de verdachte leiden. Op de jas van één van de slachtoffers die ze op de bewuste avond aan had is zijn DNA aangetroffen. Daarnaast is er tijdens een doorzoeking in de woning van de moeder van verdachte, waar hij ook verbleef, een schaar aangetroffen. Op die schaar zat het DNA van verdachte én van het slachtoffer. In zijn kamer vond de politie een tas die hij van een ander slachtoffer gestolen had. In die tas zat een pinpas. Op camerabeelden is te zien hoe de verdachte een dag na het steekincident met die pas probeert te pinnen. In het geval van het derde slachtoffer is op de plek van het incident alleen een fietsbel gevonden met daarop het DNA van verdachte. Dat alleen bewijst nog niet dat het de verdachte was die de vrouw heeft aangevallen. Maar de rechtbank komt ook bij dit feit tot een bewezenverklaring en maakt daarbij gebruik van zogenoemd schakelbewijs. De rechtbank stelt vast dat het gaat om drie vrijwel identieke incidenten met dezelfde specifieke werkwijze. De genoemde bewijsmiddelen kunnen bij alle incidenten over en weer als steunbewijs worden gebruikt. Dat maakt dat de rechtbank ervan overtuigd is dat de vrouwen zijn aangevallen door dezelfde man en dat de verdachte die man is.
Straf
Volgens de officier van justitie was in twee gevallen sprake van een poging tot moord en eiste mede daarom een celstraf van 9 jaar en tbs met dwangverpleging. Maar volgens de rechtbank kan niet met zekerheid worden gesteld dat de man met een vooropgezet plan de straat op ging. Daarom veroordeelt de rechtbank hem niet voor pogingen tot moord, maar voor pogingen tot doodslag. Gelet op de psychische problemen bij verdachte worden de feiten in verminderde mate aan hem toegerekend. De rechtbank veroordeelt hem tot een celstraf van 4 jaar en legt hem tbs met dwangverpleging op.