DOORN - Het Openbaar Ministerie heeft vandaag 150 dagen celstraf, waarvan 52 dagen voorwaardelijk, geëist tegen een 33-jarige man uit Utrecht die als inhuurkracht werkte in een zorginstelling in Doorn. Hij wordt ervan verdacht een bewoner van de instelling in hulpeloze toestand te hebben gebracht en gelaten, waarna de 53-jarige man is overleden. Het Openbaar Ministerie vindt het niet bewezen dat de verdachte de fatale verwondingen aan het slachtoffer heeft toegebracht. Voor de aanvankelijke verdenking van doodslag is daarom vrijspraak gevraagd. Behalve de celstraf is er een taakstraf van 120 uur geëist, een behandelverplichting en reclasseringstoezicht. Ook is geëist de verdachte gedurende de proeftijd van vijf jaar te verbieden te werken in de gezondheidszorg.


Het slachtoffer woonde al langere tijd in het zorgcentrum en had als gevolg van zijn psychische en fysieke beperkingen dag en nacht zorg nodig. In de ochtend van 29 augustus 2022 merken medewerkers dat hij zwaar ademt en dat hij in zijn gezicht en hals sporen van geweld heeft. In het ziekenhuis wordt geconstateerd dat de man ernstig letsel heeft aan zijn hals, waardoor zijn ademhaling wordt belemmerd. Een dag later overlijdt hij als gevolg van deze verwondingen.

Omdat het aanvankelijk lijkt of de verwondingen aan de hals van het slachtoffer mogelijk zijn ontstaan door verwurging, start de recherche een uitgebreid onderzoek. Dit leidt in oktober 2022 tot de aanhouding van de 33-jarige verdachte. Hij was de bewuste nacht verantwoordelijk voor de verzorging van het slachtoffer.

Vandaag verklaarde de officier van justitie dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het letsel heeft toegebracht. Hoewel de verdachte aanvankelijk de schijn tegen zich had, zijn er ook onderzoeksbevindingen die op een ander scenario kunnen wijzen. Zo had het slachtoffer zichzelf al vaker verwondingen toegebracht. De verdachte heeft ontkend dat hij het slachtoffer heeft mishandeld en heeft verklaard dat het slachtoffer die nacht onrustig was en zichzelf veelvuldig sloeg, ook in de halsstreek. Een arts heeft verklaard dat het geconstateerde letsel door het slachtoffer zelf veroorzaakt kán zijn. In de hals van het slachtoffer is geen DNA van verdachte aangetroffen. Alles afwegend is er in de visie van het Openbaar Ministerie onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte geweld toegepast heeft. Ook kan het scenario dat de verdachte schetst niet zonder meer als onaannemelijk beschouwd worden.

De officier van justitie acht het wèl wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het - aan zijn zorg toevertrouwde - slachtoffer in hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten. De verdachte heeft er die nacht bewust voor gekozen om te gaan slapen, terwijl hij toezicht zou moeten houden op het kwetsbare slachtoffer en hem zou moeten kalmeren als hij onrustig werd. De verdachte werd – naar zijn eigen zeggen - pas wakker toen het slachtoffer erg onrustig was en op zijn bed stond. Dit was de tweede keer die nacht dat verdachte was gaan slapen en pas wakker werd toen het slachtoffer al erg onrustig was. Verdachte liet na om de medische dienst in te schakelen, terwijl uit zoektermen op zijn telefoon blijkt dat hij rekening hield met letsel bij het slachtoffer. Ook de volgende ochtend is verdachte nalatig geweest door geen melding te maken van de nachtelijke onrust, het slaan en een mogelijke val. Had hij dit wel gedaan dan had het slachtoffer mogelijk eerder medische hulp kunnen krijgen.

Dat de verdachte nalatig is geweest, wordt hem zeer aangerekend. Het is betreurenswaardig dat het slachtoffer niet op hem heeft kunnen rekenen, terwijl dit wel de taak van verdachte was. Dat het slachtoffer uiteindelijk overleden is aan de opgelopen verwondingen is als strafverzwarend meegewogen. Dat geldt ook voor de aanvankelijke pogingen van de verdachte om de gebeurtenissen van de betreffende nacht onder de pet te houden.