UTRECHT - ‘De gebeurtenissen op 18 maart 2019 staan in ieders geheugen gegrift. Het leed dat daarbij zoveel mensen is aangedaan, had een enorme maatschappelijke impact. Ook op politiemensen maakte het diepe indruk; dit geldt zowel voor de politiemensen die als eerste ter plaatse waren – de zogenoemde first responders – als de rechercheurs die er onderzoek naar deden’, aldus korpschef Henk van Essen.

Vandaag publiceerde de Inspectie Justitie en Veiligheid een rapport over de tramaanslag in Utrecht. Daarin doet zij een aantal belangrijke aanbevelingen, onder meer op het gebied van samenwerking en informatie-uitwisseling. De politie onderschrijft het belang om lering te trekken uit wat er op en voorafgaand aan de gebeurtenissen op 18 maart is gebeurd, en voerde een groot deel van de aanbevelingen al door. Van Essen: ‘Samen met partners doen we er alles aan om incidenten met extreem geweld te voorkomen. Tegelijkertijd geldt dat risico’s nooit helemaal kunnen worden uitgesloten. De afgelopen jaren hebben we gewerkt aan het verder professionaliseren van onze respons op het moment dat zulk geweld zich toch voordoet. Dat heeft er toe geleid dat we Gökmen T. binnen enkele uren wisten te identificeren en lokaliseren. Toch zijn er ook voor de politie lessen te leren.’

Evaluatie politieoptreden
Eerder al werd een uitgebreide evaluatie gedaan van het politieoptreden op 18 maart. Deze werd op 10 december 2019 gepubliceerd. Uit deze evaluatie bleek dat er direct na het schietincident snel en effectief werd opgetreden, volgens de plannen en protocollen die waren voorbereid. De klopjacht op de dader volgens de procedure ‘Manhunt’ zorgde voor slagkracht op het gebied van opsporing en interventie. Dit leidde nog dezelfde dag tot de aanhouding van de verdachte, kort na 18.00 uur. Op straat bleef de rust bewaard, mede door het goede contact met de gemeenschappen in de stad. Maar er bleek ook ruimte voor verbetering, onder meer op het gebied van samenwerking en informatie-uitwisseling.

Manhunt
Die conclusie wordt nu onderschreven door de inspectie. In een dergelijke crisissituatie is het delen van informatie essentieel. Daarom wordt zoveel mogelijk gewerkt volgens vastgestelde en beoefende procedures. Bij de klopjacht op de dader van het schietincident op 18 maart werd voor het eerst gewerkt volgens de procedure ‘Manhunt’. Die heeft tot doel verder verlies van levens of schade te voorkomen, door dader(s) zo snel mogelijk te identificeren, te lokaliseren en onder controle te brengen. De focus ligt daarbij op het stoppen van de dreiging en daarmee een snelle interventie, en in mindere mate op het vergaren van bewijs. Op het moment van de schietpartij was die nieuwe procedure nog niet volledig geïmplementeerd en beoefend. Toch slaagden de verschillende opsporings- en aanhoudingsteams erin om Gökmen T. met deze procedure binnen enkele uren te identificeren en hadden zij rond 15.00 uur verschillende mogelijke verblijfslocaties onder controle. Dat wil zeggen dat hij die locaties niet ongezien kon verlaten.

Snelheid en zorgvuldigheid
Daarmee was de dreiging niet gelijk weg; ondertussen deed de politie nog onderzoek naar de mogelijke betrokkenheid van andere daders en het risico op vervolgaanslagen. Dat vergde de nodige opsporingshandelingen en daarmee tijd. Zoals de politie in de eerdere evaluatie zelf ook al concludeerde, bleef het lastig de juiste informatie over dat proces op tijd bij sleutelfunctionarissen binnen en buiten de organisatie te krijgen. ‘In een dergelijke crisissituatie staat de veiligheid van de samenleving voorop. Daarbij is het continu balanceren tussen de snelheid van interventie en zorgvuldigheid van opsporing. Dit heeft destijds naast elkaar gefunctioneerd, met als resultaat dat Gökmen T. al snel kon worden geïdentificeerd, gelokaliseerd en - in opdracht van het Openbaar Ministerie - kort na 18.00 uur werd aangehouden’, aldus Johan van Renswoude, Hoofd Operatiën eenheid Midden-Nederland. De procedure Manhunt is na 18 maart 2019 versneld binnen de hele politie geïmplementeerd en beoefend.

Multidisciplinaire samenwerking
Ook als het gaat om het vroegtijdig interveniëren bij mensen met complexe, multi-problematiek, is het delen van informatie tussen betrokken partijen van groot belang, zo onderstreept de Inspectie in haar rapport. Dat gaat hoofdzakelijk over de partijen uit de strafrechtketen, maar vaak is er ook bij andere, lokale instanties kennis van iemands sociale context en worden juist daar veranderingen in gedrag als eerste zichtbaar. Bijvoorbeeld doordat iemand in contact komt met de gemeente, zorginstellingen, schuldhulpverlening of GGZ. Van Renswoude: ‘Het is cruciaal om een zo compleet mogelijk beeld van iemand te krijgen. Daarbij is de aansluiting tussen strafrecht, zorg en sociaal domein steeds belangrijker geworden. Als politie krijgen we steeds vaker te maken met mensen die strafbare feiten plegen, maar ook hulp of zorg nodig hebben. Net als in het geval van Gökmen T. gaat het vaak om mensen die de zorg zoveel mogelijk mijden. Voor de aanpak van die complexe, multi-problematiek is alleen strafrecht niet de oplossing.’ Daarmee onderschrijft de politie het belang van multidisciplinaire samenwerking, op lokaal niveau. ‘We kunnen extreem geweld niet voorkomen, maar moeten er samen wel alles aan doen om het risico zo klein mogelijk te houden. Dat verdient onze maximale, gezamenlijke inzet.’

Klik hier voor het inspectierapport

Klik hier voor de reactie van Justitie en Veiligheid