DE MEERN - Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in hoger beroep opnieuw gevangenisstraffen van 18 jaar en 12 jaar geëist tegen twee mannen die verdacht worden van betrokkenheid bij de liquidatie op een carpoolplaats in De Meern. De 37-jarige Aziz Anzi werd op 19 september 2015 in zijn auto doodgeschoten.
De verdachten, een 30-jarige man en een 34-jarige man, beide uit Amsterdam, werden door de rechtbank vrijgesproken van het medeplegen van de moord, dan wel medeplichtigheid hieraan. Het OM kan zich niet in die vrijspraken vinden en ging daarom in hoger beroep.
Op de avond van de moord reed het slachtoffer om ongeveer 21.43 uur de parkeerplaats op. Enkele minuten later volgt een andere auto en wordt het slachtoffer met een fors aantal schoten om het leven gebracht. Uit het dossier blijkt dat een aantal weken eerder een baken onder zijn auto werd geplaatst. De rechtbank stelde, onder meer op basis van een DNA-spoor dat op het baken werd aangetroffen, in haar vonnis vast dat de verdachten verantwoordelijk zijn voor het plaatsen van het baken en voor het maken van de afspraak waar het slachtoffer op het moment van de feiten naar onderweg was. Een afspraak waar zij niet voor kwamen opdagen.
De rechtbank heeft bij de vrijspraak overwogen dat uit het dossier niet volgt dat er voldoende bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de opzet is gericht op de dood van het slachtoffer. Het OM meent echter dat het onaannemelijk is dat het baken voor een ander doel dan de beschieting of door een andere partij geplaatst is, daar niets uit het onderzoek daar op wijst.
Uit het dossier ontstaat het beeld dat verdachten, die zich in het criminele circuit bewogen, een aantal afspraken met het slachtoffer maakten. Direct na de liquidatie haalden verdachten hun PGP-telefoons uit de lucht en vanaf dat moment wordt ook niet meer ingelogd op het baken. In de visie van het OM wijst dan ook alles op een voorbereide aanslag.
De 30-jarige verdachte had een grotere rol en wordt medeplegen aan de moord verweten. Hij legde de contacten, hij maakte de afspraken en stuurde de medeverdachte aan. De 34-jarige medeverdachte had een meer ondergeschikte rol: zo plaatste hij het baken, maar maakte niet de afspraken. Hij wordt gezien als medeplichtige.
Hoewel het slachtoffer zich bewoog in het criminele milieu en conflicten had, “is iemands levenswandel geen reden om lichter te denken over een levensdelict”, aldus de advocaat-generaal. “Er is een leven weggenomen, nabestaanden moeten hem missen.” Tegen de 30-jarige verdachte eiste de advocaat-generaal een gevangenisstraf van achttien jaar; tegen de 34-jarige medeverdachte twaalf jaar.
Het hof doet (naar verwachting) over twee weken uitspraak.