Op 30 november 2022 wordt er om 11.15 uur alarm geslagen door een medewerker van een tbs-kliniek. De verdachte, die na een eerdere veroordeling voor doodslag op zijn toenmalige partner in een kliniek verblijft, weet tijdens een begeleid verlof te ontsnappen. Hij onttrekt zich aan zijn begeleiding en vlucht in een gereedstaande auto. Uit het onderzoek blijkt dat hij vervolgens naar de woning van zijn ex-vriendin in Soest gaat en daar wacht tot zij met haar vijfjarig zoontje thuis komt. Hij weet zich toegang te verschaffen tot de woning en eenmaal binnen valt hij het slachtoffer aan. Hij slaat haar en doet een poging haar te wurgen. Daarna pakt hij een mes uit de keuken en steekt hij meerdere keren op haar in, waarbij hij ook zegt haar dood te willen maken. Zwaargewond weet het slachtoffer de buren te waarschuwen die de hulpdiensten bellen. De verdachte ontvlucht de woning. Het slachtoffer wordt met spoed naar het ziekenhuis gebracht waar artsen met diverse medische ingrepen haar leven weten te redden.
Een team van de politie dat er in gespecialiseerd is ontvluchte tbs’ers op te sporen, traceert de verdachte later die middag. Om iets na half vijf wordt hij aangehouden in Bergschenhoek. Op basis van de verklaringen van het slachtoffer wordt hij al snel verdacht van de steekpartij in Soest.
Bewijs voor poging moord
Er is in de visie van het Openbaar Ministerie veelvuldig bewijs dat het de verdachte is die het slachtoffer heeft neergestoken. Zo is hij rond het bewuste tijdstip te zien op camerabeelden in het flatgebouw waar het slachtoffer woont, is zijn DNA aangetroffen op het bebloede keukenmes en blijkt hij bij zijn aanhouding bloedsporen van het slachtoffer op zijn handen te hebben. Daarnaast zijn er de belastende verklaringen van het slachtoffer en haar zoontje. De verdachte bekent - na aanvankelijk te hebben gezwegen - ook in de woning te zijn geweest en gevochten te hebben, maar zegt zich slechts te hebben verdedigd tegen een aanval van het slachtoffer. Het Openbaar Ministerie vindt dit noodweerscenario totaal onaannemelijk.
Ook acht de officier van justitie bewezen dat er sprake is van een vooropgezet plan om het slachtoffer te doden en dat er dus sprake is van een poging moord. Uit onder meer onderzochte communicatie en uit zijn handelen blijkt dat de verdachte zijn daad voorbereidde en niet in een gemoedsopwelling handelde. Zo verzocht hij bijvoorbeeld om het begeleide verlof direct nadat hij via telefoon en sms intensief contact had met het slachtoffer, waarbij zij hun relatie verbrak.
Traumatisch voor moeder en zoon
Bij het bepalen van de strafeis is rekening gehouden met verschillende omstandigheden. Het wordt de verdachte zwaar aangerekend dat hij op uiterst gewelddadige wijze het slachtoffer heeft toegetakeld. Daarbij is het zeer kwalijk dat haar zoontje getuige is geweest van het geweld. Voor zowel moeder als zoon is het incident een uiterst traumatische gebeurtenis geweest die diepe sporen heeft achtergelaten. Ook het feit dat de verdachte eerder veroordeeld is voor doodslag op zijn toenmalige vriendin geldt als strafverzwarend bij het bepalen van de strafeis. Alles afwegend vindt de officier van justitie een lange gevangenisstraf van achttien jaar passend. Ook is de rechtbank verzocht de voorwaardelijke invrijheidsstelling betreffende de eerdere veroordeling te herroepen en in dat kader ruim duizend dagen gevangenisstraf alsnog uit te laten zitten. Na een eventuele nieuwe gevangenisstraf zal de lopende tbs-maatregel hervat worden.
De rechtbank is verzocht de verdachte te verplichten ruim 44 duizend euro aan schadevergoeding aan het slachtoffer te betalen en tienduizend euro aan haar zoontje.
Minderjarige handlanger ook vervolgd
Op 28 februari staat in deze zaak ook een minderjarige jongen terecht die de verdachte zou hebben geholpen bij de uitvoering van zijn plannen. Hij wordt vervolgd voor het behulpzaam zijn bij de vlucht van verdachte en voor medeplichtigheid aan poging moord / doodslag.